Alle onderwijsbehoeften samengevat
De docent
- Flexibel denkende docent. Hou het einddoel van de opdracht in de gaten en wees als
docent niet te rigide.
Persoonlijk
- Ga het gesprek aan met de leerling om hem te helpen de vervolgstap te zetten.
- Ga het gesprek aan met de leerling om samen tot een oplossing te komen die voor beiden
goed voelt.
Voorspelbaarheid tijdens de les
- Een duidelijk zichtbare planning met tijdsaanduiding op het bord, op papier of anders
zichtbaar in het lokaal.
- Benoem ook de planning tijdens de les. Bijvoorbeeld: “Over 5 minuten, om kwart voor 11,
gaan we opruimen”.
- Zorg voor een duidelijk zichtbare klok in het lokaal.
- Een vaste ronde lopen door het lokaal, zodat de leerling weet dat als je nu bij tafel X bent je
straks weer bij hem zult zijn.
Communicatie
- Als er op een vraag geen antwoord komt, stel dan deelvragen.
- Als open vragen te lastig zijn, geef dan voorbeelden met keuzemogelijkheden.
- Vragen stellen gericht over één onderdeel.
- Aan het begin van de les een duidelijke opdracht mee geven, gericht met het noemen van
de naam van de leerling erbij. “Jantje, welke stappen heb je al genomen?” Pak het
stappenplan erbij. “Dan ga je nu beginnen met het schilderen van je landschap”.
- Duidelijke afspraken wanneer en hoe er vragen gesteld mogen worden.
- Controleer of alles echt duidelijk is.
Het lokaal
- De tijd krijgen om het lokaal in zich op te nemen en alles een plekje te kunnen geven.
- Plattegrond van het lokaal waarin aangegeven staat waar leerlingen mogen komen en waar
niet.
- Open kasten. Wel meer prikkels, maar sneller zichtbaar waar iets te vinden is.
- Het lokaal zo opgeruimd mogelijk houden.
Instructie
- Korte duidelijke instructies, in stapjes.
- Een duidelijke opdracht die in duidelijke, concrete stappen nagelezen kan worden.
- Visueel maken van de uitleg.
- Waar mogelijk de stappen die moeten worden uitgevoerd stap voor stap in foto’s inzichtelijk
in het lokaal.
- Duidelijk voorbeeld van wat het moet gaan worden (pas wel op dat er niet letterlijk na
gemaakt wordt).
- Bepaalde technieken (klassikaal) voordoen.
Opdracht
- Hou bij het maken van de opdracht het einddoel in de gaten. Wat wil je dat de leerlingen
leren van deze opdracht?
Verbeelding
- Hulp bij beeldvorming. Bijvoorbeeld door middel van beeldmateriaal.
- Hulp bij het aanbrengen van samenhang. Eventueel het gesprek aangaan aan de hand van
verzameld beeldmateriaal.
- Speel in op de interessewereld van de leerling. Tips hiervoor in hoofdstuk ‘Les adviezen’.
Aan het werk
- Benoem weer even (en visualiseer) waar de materialen en het stappenplan te vinden zijn.
- Hulp bij het maken van een duidelijk plan.
- Hulp bieden bij het zetten van de vervolg stap.
Prikkels
- Minder prikkels (stilte momenten) tijdens de les.
- Mogelijkheid geven tot afsluiting van prikkels.
Vervolgopdracht
- Aan het begin van de opdracht aankondigen wat de opdracht/ taak gaat zijn voor daarna.
Dan kunnen ze zich mentaal al voorbereiden op de volgende stap en dat maakt de overgang
makkelijker.
Opruimen
- Zeg duidelijk dat het tijd is om op te ruimen. Eventueel even apart naar de leerling toe lopen
“Jantje, je gaat nu stoppen en opruimen”. Als hij dan nog iets wil en mag afronden, spreek
dan duidelijk af wanneer hij wel stopt.
Ongewenst gedrag
- Vraag bij ongewenst gedrag eerst na of het duidelijk is wat er van hem verwacht wordt en
laat hem benoemen wat hij moet gaan doen (controle of het echt begrepen is). Ongewenst
gedrag is vaak een oorzaak van onduidelijkheid en niet weten wat er verwacht wordt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb