Les adviezen
Beeldend Autisme Versterkt - Hoe dan?
De onderwijsbehoeften zijn al tips op zich. Niet alle onderwijsbehoeften zijn voor alle leerlingen met ASS nodig. Als er in een les met leerlingen tegen bepaalde punten aan wordt gelopen, kunnen deze punten houvast bieden om verder te komen. In dit hoofdstuk worden meer tips en voorbeelden gegeven hoe de lessen autismevriendelijker kunnen worden vormgegeven.
Geef me de 5 methodiek
Colette de Bruin heeft de “Geef me de 5” methodiek bedacht. In haar gelijknamige boek wordt deze methode uitgebreid besproken. Leerlingen met ASS denken in puzzelstukjes. Door in puzzelstukjes te antwoorden sluit de docent aan bij zijn denkwijze. Hij antwoord in de “Puzzel van 5”. Door op de juiste wijze met deze puzzel om te gaan, kan hij heel duidelijk zijn voor de leerling, omdat dit aansluit bij zijn taakgerichte denken.

Wat’ is het startpunt en de 4 hoekstukken Hoe, Waar, Wanneer en Wie bieden houvast bij het uitvoeren van het Wat. Leerlingen met ASS zien alle activiteiten als taken die na elkaar moeten worden afgewerkt.
Ook bij de uitleg van de lessen kan er worden uitgegaan van deze puzzel.
Wat? Alles wat een kind moet uitvoeren
Hoe? De wijze waarop het moet
Wanneer? Wanneer start de taak en wanneer is deze klaar?
Waar? Op welke plaats moet hij deze taak uitvoeren?
Wie? Doet hij het zelf? Wat doet de ander
Ook bij het opstellen van de opdrachten kan de docent uitgaan van deze methode. In het hoofdstuk ‘De weg vinden in het BV lokaal’ wordt dit ook gedaan.
Start van de les
- Een PowerPoint slide met alles wat er die les gaat gebeuren en hoeveel tijd daarvoor staat.
- Als het nodig is, herhaal dan nog bepaalde afspraken die er met de klas zijn gemaakt. Dit kan
een standaard slide zijn in de lesstart. Afspraken met de klas zijn: Wanneer kunnen er vragen
gesteld worden? Hoe geef je aan dat je een vraag hebt? Er kan met de klas worden
afgesproken dat ze niet door de klas roepen (prikkels) maar dat de docent een vaste route
door het lokaal loopt en dat ze vragen kunnen stellen als de docent bij hun tafel komt.
Alleen als ze écht niet verder kunnen, mogen ze eerder hun vinger opsteken.
- De opdracht rustig, duidelijk, stap voor stap uitleggen. Wees kort en direct.
- Zorg dat het ook visueel is. Elke stap beknopt uitschrijven.
- Geef in het stappenplan voor alles een tijdpad mee en zorg voor een duidelijke klok in de les.
- Zorg dat alle stappen de hele les zichtbaar blijven zodat leerlingen kunnen zien bij welke
stap ze zijn en naar welke stap ze toe moeten.
- Zorg dat de uitleg op meerdere manieren visueel is. Plaatjes of foto’s en doe het voor!
Een voorbeeld uit eigen ervaring



Wanneer ik zonder voorbeeld en/ of visuele instructie uitleg dat er met twee latjes, een homp klei en een roller een plak moet worden gerold die overal even dik is, door de roller op de latjes te laten rusten, klinkt het voor mij heel duidelijk, omdat ik weet wat de bedoeling is. Voor de leerlingen is het nieuw en vooral leerlingen met ASS hebben meer houvast nodig voor ze zelf aan de slag kunnen. Deze opdracht doe ik altijd klassikaal voor. Alle leerlingen zitten en staan om mijn tafel heen. Ik zorg dat ik voor iedereen goed zichtbaar ben. Van mij mogen ze alleen in deze gevallen op de tafels staan, mits ze rustig en stil zijn. Stap voor stap benoem ik wat ik doe. Daarbij heb ik alle stappen ook gefotografeerd, de foto's staan de hele les op het bord en er liggen drie uitgeprinte exemplaren in het lokaal zodat ze die erbij kunnen pakken. Voordat ik dit deed, was ik lessen lang bezig om leerlingen te helpen, nu hebben ze deze stap allemaal (ook de leerlingen met ASS!) in één les zelfstandig klaar.
Het tastbare voorbeeld wat ik maak tijdens de klassikale instructie laat ik ook de hele les liggen, zo hadden ze een duidelijk voorbeeld wat het gaat worden. Ik laat dan een volgende les de vervolgstap erin zien, bijvoorbeeld het maken van een reliëf.
De leerlingen gaan aan de slag
Benoem weer even (en visualiseer) waar de materialen en het stappenplan te vinden zijn.
Als een leerling met ASS na een klassikale instructie niet aan de slag gaat, spreek de leerling dan gericht aan. Noem de leerling bij zijn naam en zeg wat er van hem verwacht wordt. “Jantje, je gaat nu starten met de klei opdracht. Pak de materialen (roller, klei, werkplank en latjes) en ga een plak rollen zoals de instructie”. Geef hem de uitgeprinte instructie mee.
Gaat de leerling nog steeds niet aan de slag of is hij zelfs aan het klieren, neem dan samen het stappenplan door. “Welke stappen heb je al genomen?” Pak het stappenplan erbij. “Dan ga je nu beginnen met …”. Of vraag hoe het komt dat hij niet verder kan of hoe het komt dat hij niets aan het doen is. GEEN waarom.
Prikkels
Voor leerlingen met ASS is concentreren in een omgeving met veel prikkels lastig. Geef ze daarom ook de mogelijkheid om zich voor de prikkels af te sluiten. Dit kan zijn door even op een andere plek te gaan zitten, misschien zelfs even op de gang. Niet als straf, maar in overleg. Vraag de leerling of hij daar baat bij heeft, dan voelt het ook niet als een straf. Ook werken met oordoppen kan helpen zijn.
Een voorbeeld uit eigen ervaring
Wat ik zelf op een gegeven moment ingevoerd had in al mijn lessen, waren stilte momenten. Het was keihard werken dit met mijn klassen voor elkaar te krijgen, maar toen het er eenmaal inzat, werkte het in bijna alle klassen heel goed. Elke les hadden we 10 minuten waarin het helemaal stil moest zijn. Ze mochten dan geen vragen stellen. Ik bouwde dit, afhankelijk van de klas, op van 3 of 5 minuten naar 10 minuten. Als er in die tijd toch gekletst werd ging de tijd opnieuw in. Consequent en streng zijn was de enige manier die hielp. Uiteindelijk vonden de leerlingen het allemaal heerlijk om in stilte te werken. Ik weet dat BV een gezellig vak is, maar het is niet nodig om de hele les veel geluid te maken. Op deze manier is er een moment in de les met minder prikkels.
De opdracht - Het hoofddoel
Bedenk bij het maken van de opdracht: Wat is het hoofddoel? Wat vind ik het belangrijkste dat de leerlingen leren? Dat moet de docent helder voor ogen hebben. Wanneer een leerling dan niet met een deel van de opdracht uit de voeten kan, kan er gekeken worden of hij het hoofddoel wel kan halen.
Voorbeeld uit de praktijk.
De opdracht is om een (zelf)portret te maken waarin ze met complementaire kleuren een emotie/ sfeer uitdrukken. Een jongen uit deze klas had meteen een beeld in zijn hoofd van wat het moest worden. De docent van deze klas wil eigenlijk niet dat er zwart gebruikt wordt. Deze opdracht kan voor leerlingen met ASS extra uitdagend zijn omdat er gevraagd wordt om een emotie/ sfeer. De jongen wilde écht zwart gebruiken. De docent kon zich flexibel opstellen en de jongen maakte een heel sterk werk. Als ze hem beperkt had, zou het heel goed kunnen dat hij was vastgelopen.

Ook bij samenwerkingsopdrachten kan het doel doorslaggevend zijn. Deze opdrachten zijn voor leerlingen met ASS moeilijker en kosten meer energie (TOM). Is het doel van de opdracht om te leren samenwerken? Of wordt er met de opdracht een ander hoofddoel beoogd? Kan dit doel ook zonder samenwerken worden bereikt?
Vaak hebben docenten een idee over de opdracht of uitwerking die ze moeilijk los kunnen laten. Natuurlijk zit achter elk idee een leerpunt. Net zoals het niet gebruiken van zwart. Maar als je merkt dat een leerling (met autisme) vast loopt, kijk dan eerst of de leerling het hoofddoel wel kan halen.
Beeldvorming en ideeontwikkeling
Het kan voor sommige leerlingen heel lastig zijn om een idee te vormen bij een opdracht. Dit kan komen door de enorme keuzemogelijkheden. Het kan helpen om de leerling te vragen naar zijn interessegebied. Dit kan de docent op verschillende manieren inzetten. Stel de opdracht is om een fantasielandschap te maken en de leerling komt niet op ideeën. Als de docent dan vraagt naar hobby’s of interesses, dan zou hij kunnen voorstellen om deze in een landschap te plaatsen. Hoe ziet het landschap er dan uit? Of om het vanuit het standpunt van dat onderwerp te bekijken. Bijvoorbeeld; de hobby is treinen, vraag dan eens aan de leerling of hij zich kan inbeelden dat hij in die trein zit en dat die trein door een landschap rijdt. Wat ziet de leerling dan?
Ook beeldmateriaal kan helpen om een idee op gang te krijgen. De leerling kan bijvoorbeeld meerdere plaatjes van verschillende landschappen uitprinten of uitknippen en uit elk landschap een onderdeel kiezen wat hij interessant vinden. Al die verschillende stukjes kan hij zelf gaan samenvoegen tot één landschap.
Vervolgopdracht
Als de docent weet hoe ver zijn leerlingen zijn en wanneer ze de opdracht gaan afronden, kan hij aan het begin van die les zorgen dat hij in de lesplanning en bijvoorbeeld een PowerPoint al benoemt wat ze moeten gaan doen als ze klaar zijn. Zorg dat dit ook een nuttige opdracht is. Zo kunnen de leerlingen zich er al op voorbereiden wat de volgende stap gaan zijn en is de kans groter dat ze die stap ook kunnen nemen.
Opruimen
Geef op tijd aan dat het tijd wordt om op te ruimen zodat de leerlingen zich daar al op kunnen voorbereiden. Pas om met opmerkingen zoals “Rond af waar je nu mee bezig bent” dit is te breed voor een leerling met ASS. De docent kan het wel klassikaal benoemen en even daar die ene leerling toe lopen en vragen waar hij op dat moment mee bezig. Spreek dan af wat hij nog afmaakt en dat hij daar nog 5 minuten voor krijgt daarna stopt.
Als de 5 minuten voorbij zijn kun je even apart naar de leerling toe lopen “Jantje, je gaat nu stoppen met werken en je gaat nu opruimen”.
Afwijken van regels en afspraken
Het kan altijd een keer voorkomen dat het anders gaat dan anders. Dit kan voor leerlingen met ASS lastig zijn (EF). Geef het dan duidelijk aan in het begin van de les en geef ook aan dat de volgende keer wel weer op de gebruikelijke manier gaat (J, Odolphi, 22 februari, 2022).
Maak jouw eigen website met JouwWeb