Tips voor gespreksvoering
In het vorige hoofdstuk zijn alle onderwijsbehoeften die tijdens deze opdracht naar boven zijn gekomen te lezen. Het allerbelangrijkste vind ik om duidelijk te benadrukken dat elke leerling anders is en het daarom belangrijk is om het gesprek met de leerling zelf aan te gaan. Zeker als de leerling tegen dingen aan loopt en niet verder komt.
- Blijf naast de leerling zitten in het gesprek (Bartels, 2019). Oogcontact kan voor leerlingen met ASS een lastig punt zijn. Dit heeft te maken met de vele prikkels die leerlingen binnen krijgen wanneer ze iemand moeten aankijken en/of er is sprake van sociale angst. Het vermijden van oogcontact helpt om beter naar iemand te kunnen luisteren (CC) (autisme.nl). Het helpt daarom om niet tegenover iemand te gaan zitten, maar in een hoek van 90 graden. Zo is het makkelijker om langs elkaar te kijken.
- Houd voldoende fysieke afstand. Mensen met autisme zijn vaak hypersensitief voor zintuiglijke prikkels waardoor ze in paniek kunnen raken wanneer zij worden aangeraakt (CC) (mentaalbeter.nl).
- Stel geen “waarom” vragen. Vraag Wie, Wat, Waar, Hoe en Wanneer (De Bruin, 2019). ‘Waarom vragen’ zijn te breed en het is lastiger om daar antwoord op te geven. Wie, wat, waar, hoe en wanneer geven al een richting en nodigen daardoor meer uit om een antwoord te kunnen formuleren. Op de vraag “Hoe komt het je niet verder komt” zal je waarschijnlijk wel een antwoord krijgen, terwijl “Waarom kom je niet verder” te open en groot is en de leerling niet weet wat hij moet antwoorden (J. Odolphi, persoonlijke communicatie, 22 februari, 2022) (CC).
- Zeg niet wat er niet gedaan moet worden. Benoem wat er wel gedaan moet worden. (J. Odolphi, persoonlijke communicatie, 9 januari, 2022)
- Vermijd (te) open vragen. Als een leerling geen antwoord weet op een open vraag, ga dan samen kijken welke scenario’s en keuzes er mogelijk zijn (Bartels, 2019). Het helpt ook om een vraag in deelvragen te stellen. Een vraag kan te groot, te allesomvattend zijn (J. Odolphi, persoonlijke communicatie, 22 februari, 2022) (CC).
- Wees kort en beknopt. Als er te veel informatie gegeven wordt, is het lastiger om hoofd en bijzaken te onderscheiden en kan het zijn dat hij juist de essentie van het verhaal mist (CC).
- Wees expliciet. ‘Zo meteen’ is voor iemand met ASS nietszeggend. Gebruik liever een duidelijke tijdsaanduiding zoals ‘binnen vijf minuten’ (EF) (mentaalbeter.nl).
- Vermijd beeldspraak. Mensen met autisme nemen woorden vaak letterlijk. ‘Een knoop in je maag hebben’ zegt iemand met ASS niet zo veel. Zeg precies wat er bedoeld wordt, dat doen zij ook (CC) (mentaalbeter.nl).
- Geen idee waar je over zou kunnen praten? Dan is het praten over zijn hobby een goede keuze. Wees er echter op voorbereid dat hij hierover uren zou kunnen praten. Om het gesprek netjes af te sluiten kan er gezegd worden: ‘Ik weet nu genoeg over dit onderwerp, dankjewel’ (TOM) (mentaalbeter.nl).
- Vraag regelmatig na of de leerling begrijpt wat er bedoeld wordt en andersom. Vat samen of herhaal in eigen woorden wat de leerling heeft gezegd en vraag of het goed verwoord/ begrepen is (Bartels, 2019).
- Geef puzzel tijd. Tijd om te verwerken en een antwoord te formuleren (De Bruin, 2019) (CC).
- Geef één boodschap tegelijk (De Bruin, 2019) (CC).
- Spreek met uitroeptekens. Door te stellen in plaats van te vragen kan de leerling handelen en hoeft hij niet na te denken. (De Bruin, 2019) (EF).
Maak jouw eigen website met JouwWeb