Observatie lessen

Observatie lessen en koppeling theorie
Op twee verschillende reguliere VO scholen zijn meerdere lesobservaties gedaan bij een aantal docenten. 
In dit hoofdstuk zijn de observaties samengevoegd tot één geheel en wordt er een zo compleet mogelijk beeld gevormd. Direct wordt er een koppeling gemaakt naar de theorie. 

 

Lesstart 
Als de leerlingen zijn gaan zitten en stil zijn, begint de les. De docent vertelt wat er die les gaat gebeuren. Sommige docenten hebben de planning van die les op het bord staan, de meeste niet. Na een korte mondelinge uitleg is het de bedoeling dat iedereen weet wat hij moet gaan doen. Er is een verschil tussen lessen die al een even bezig zijn en de lessen waarin er een nieuw onderwerp wordt gestart. Bij een nieuw onderwerp is de introductie langer en worden er voorbeelden gegeven. Dit is vaak digitaal of door middel van oude werken van leerlingen. Bij een opdracht die al een even gaande is, is er vaak nauwelijks een introductie en wordt er van de leerlingen verwacht dat ze weten wat ze moeten doen. Alle leerlingen zitten in hun eigen proces. Er staat nergens beschreven wat de volgende stap gaat zijn.
Ik zie dat leerlingen met ASS vaak later starten dan de rest. Sommige leerlingen zie ik eerst vooral naar hun klasgenoten kijken en gaan een paar minuten na de rest ook aan de slag. Een aantal gaan lopen “klieren” en gaan pas aan de slag als de docent ze heeft toegesproken. 

Koppeling theorie
In dit gedeelte van de les wordt er een groot beroep gedaan op de Executieve Functies van de leerling. Voor leerlingen met ASS kan de verandering van de ene naar de andere les lastig zijn. De ene les moeten de leerlingen afsluiten (denkbeeldige laatje dicht) en de andere les starten ze op (denkbeeldige nieuwe laatje open) anders kunnen ze in hun hoofd blijven hangen in het vorige. De stap zetten om aan het werk te gaan na de uitleg kan ook lastig zijn (planning, EF). Ook kan het zijn dat iemand met ASS zich niet persoonlijk aangesproken voelt als er alleen in het algemeen tegen de klas gesproken wordt. Meestal voelt een leerling zich dan niet deelgenoot van de groep wat voorkomt uit de TOM (J.Odolphi, persoonlijke communicatie, 22 februari, 2022). Hierdoor starten ze niet met de opdracht als dit een klassikale instructie is. Even persoonlijk aanspreken helpt hierbij. Als het niet helemaal duidelijk is wat ze moeten doen, kan dit voelen als niet ingevulde tijd of wachttijd (inhibitie, EF) en kan er ongewenst gedrag ontstaan. Leerlingen met ASS hebben ook veel baat bij visuele voorbeelden om zo een beter beeld te vormen en beter te weten wat ze moeten gaan doen (CC). Als deze ook nog zichtbaar blijven in het lokaal, kan de leerling er steeds weer naar toe gaan en dat geeft houvast. 

 

Tijdens de les
Na de introductie staan de meeste leerlingen op en gaan materialen pakken. Krukjes schuiven, iedereen loopt en praat kriskras door elkaar. Als “iedereen” weer zit wordt er nog steeds gekletst (prikkels, CC) Afhankelijk van de les en docent is het een gezellig leergeruis of vrij hard geklets en onrust. De docent loopt door het lokaal om te kijken waar er hulp nodig is. Sommige leerlingen met ASS stellen constant vragen aan de docent over wat er gedaan moet worden of vragen om bevestiging of het klopt wat ze aan het doen zijn. Andere leerlingen stellen helemaal geen vragen. Dit laatste is tijdens een interview met één van de leerlingen ook naar voren gekomen en had ermee te maken dat hij niet wist wanneer hij vragen mocht stellen en daardoor durfde hij het niet (TOM). 

Sommige leerlingen doen alsof ze aan het werk zijn, maar eigenlijk gebeurt er niet veel. Uit de interviews kwam naar voren dat dit vaak met concentratie te maken heeft. Vanuit de CC zien we dat het lastig is om op meerdere dingen tegelijk te focussen. Wanneer er veel gekletst wordt in het lokaal is concentreren op werk daardoor lastiger. 

Hieronder volgt een voorbeeld van een lessituatie waaruit blijkt dat de leerling meer houvast nodig had dan alleen de mondelinge instructie.
De leerlingen zijn al een paar lessen bezig met een onderwerp en hebben hier verschillende oefeningen, schetsen en ontwerpen voor moeten maken. Vandaag kunnen ze beginnen met de eindopdracht, mits ze de andere onderdelen af hebben. De docent benoemt wat er af moet zijn en benoemt wat de volgende stappen zijn. Nergens in het lokaal is een stappenplan terug te vinden (EF) en ook ligt er geen voorbeeld van wat het uiteindelijke werk moet gaan worden. De leerlingen gaan aan de slag. 

De leerling met ASS pakt klei. Hij begint poppetjes te maken. Dit is echter niet de bedoeling. Ik koppel dit aan de CC, wellicht heeft hij klei aan 3D werk gekoppeld. De docent loopt na 10 minuten langs en benoemt dat hij niet aan het doen is wat de bedoeling is. Ze geeft in één keer veel informatie en stelt veel vragen. In het kort: hij moet een dikke plak klei maken en daar als een reliëf een tekening in maken. Zijn reactie is dat hij die plak dan later maakt en daar zijn poppetjes op zet. Als er een duidelijk voorbeeld in het lokaal zou zijn geweest met wat uiteindelijk de bedoeling is, denk ik dat hij veel sneller begrepen had wat hij zou moet doen.
Aan de lichaamstaal van de leerling interpreteer ik dat het hem allemaal te snel gaat en dat hij heel erg zijn best doet om te verwerken wat de docent aan het vertellen is (CC). Hij knippert heel snel met zijn ogen en begint met zijn roller zijn poppetjes in elkaar te slaan. Niet ongecontroleerd of kwaad, maar wel met enige irritatie. Hij zit wiebelig op zijn stoel en heeft een gespannen licht verdrietige blik en probeert nog een paar keer de docent te overtuigen. Hij weet niet goed wat er van hem verwacht wordt en wil zich vasthouden aan het beeld wat hij in zijn hoofd heeft gevormd en wat hij snapt (updating, EF).
De docent loopt uiteindelijk weer door in de hoop dat de leerling haar toch begrepen heeft. Het duurt even, de leerling kijkt rond wat klasgenoten doen en begint dan toch aan dat wat de bedoeling is. Op een gegeven moment heeft hij een goede plak voor zich liggen. Het volgende moment dat ik naar hem kijk is zijn werk weer tot een bonk klei gestampt en wil hij de werken van zijn medeleerlingen ook vernietigen met zijn roller. Ik heb deze leerling helaas niet kunnen spreken, maar het zou kunnen dat hij niet tevreden was of twijfelde. In zijn ogen was het wellicht niet goed, dus fout. Het zoeken naar zekerheid hoort bij de CC

 

Einde van de les
Docent vraagt even kort de aandacht en benoemt dat iedereen moet afronden waarmee hij bezig is en er opgeruimd moet worden. Het valt mij op dat de leerlingen met ASS vaak net iets later dan de andere beginnen met opruimen en ook vaak later klaar zijn. “Rond af waar je mee bezig bent” is heel breed (CC). Moet het hele werk dan af zijn?

De onderwijsbehoeften die geformuleerd aan de hand van de lesobservaties zijn terug te lezen in het hoofdstuk ‘Alle onderwijsbehoeften samengevat’.